Een roze wolk

14 augustus 2021 om 08:45 Kunst Baarnse Literatuurprijs

‘Waar hebben de wolken zich verstopt?’

Ik was negen en liep met mijn vader naar het dorpsfeest. Het duurde een ogenblik voordat pa een antwoord gaf. Maar dat deerde niet, zijn antwoorden waren altijd het wachten waard.

‘Soms zijn er gewoon geen wolken, jongen. Geen wolken.’

**

‘Waar hebben jouw gevoelens zich verstopt?’

Natasja knoopt haar paars satijnen blouse dicht terwijl ze me onderzoekend aan blijft kijken. Ik wil haar zeggen dat wat er tussen ons gebeurde een vergissing is. Dat ben ik nu eenmaal gewend te zeggen. Maar deze keer blijven de woorden steken in mijn keel. Haar slanke vingers die haar rok glad strijken. Haar lichtblonde haren die ze hoog op haar hoofd in een staart bindt. Haar diepbruine ogen waar groene spikkeltjes glinsteren als de zon erin schijnt. Ze heeft me betoverd, bezit genomen van mijn hoofd.

Het dunne laken op het bed bolt op als ze de deur met een zwaai achter haar dicht slaat. Ik stop mijn gezicht in het kussen en kreun. Natasja die zich steeds verder van mij verwijdert, is als een pleister die langzaam van een schaafwond getrokken wordt. Ik vloek binnensmonds en spring van het bed.

Snel trek ik mijn broek aan, raap onderweg naar de trap mijn shirt van de vloer en storm naar beneden. In de hal staat Natasja met de klink van de voordeur al in haar hand.

‘Wacht,’ roep ik halverwege de trap. ‘Ga niet weg.’

Natasja draait zich naar me om. Ik voel hoe mijn hart een paar centimeter in mijn borstkas zakt.

‘Ik weet niet waar ze zijn.’

Natasja slaat haar ogen neer. Ik zie hoe een traan over haar wang rolt en op haar paars satijnen blouse een natte vlek achter laat.

‘Het is heel simpel, Harry. Als je van me houdt ga je ze zoeken.’

Als ze voor de tweede keer die dag de deur voor me dichtslaat, blijf ik alleen achter.

De weken zonder Natasja slepen zich langzaam voort. In de traagheid van de tijd, of misschien wel dankzij de traagheid van de tijd, begint me te dagen wat me te doen staat. Ik ben vanochtend al vroeg vertrokken naar het dorp dat ik precies dertig jaar geleden uit mijn herinneringen heb gewist. Mijn hart gaat sneller kloppen als ik de auto parkeer en met trillende handen haal ik de sleutel uit het slot. Het is fris als ik de auto uit stap, maar gaandeweg zal het warmer worden door de steeds hoger rijzende zon aan de wolkeloze hemel.

In de verte hoor ik gelach en hoge stemmen. De galmende klanken van een kermis. Een ogenblik blijf ik staan, sluit ik mijn ogen en snuif de geur op van pas gemaaid gras en het zoet van suiker. Die geur. Mijn hart bonkt nu in mijn hoofd alsof het ieder moment kan ontploffen. Af en toe slaat het een tel over. Ik haal kort en snel adem. Mijn oren suizen. Ik weet dat ik rustig moet worden, maar paniek stort zich als een golf over me heen en ik ben bang om te verdrinken. Ik druk mijn tot vuisten gebalde handen in mijn zij, haal diep adem door mijn neus en blaas uit via mijn mond. Ik voel dat het bloed in mijn lichaam rustiger begint te stromen.

‘Focus, Harry,’ zeg ik hardop tegen mezelf.

De mensen om me heen lijken me niet op te merken. Ik concentreer me op hun gezichten, maar er is er geen enkele die ik me kan herinneren. Voordat ik het door heb, ben ik bij de plek waaraan ik dertig jaar lang niet heb willen denken. Ik laat me op de stoeprand zakken. Een golf van misselijkheid komt uit mijn buik omhoog en zweet loopt in straaltjes over mijn rug. Herinneringen die ik jaren vermeden heb, dringen zich aan me op. Mijn nieuwe kamer. Een tante die ik nooit gezien had. De foto van mijn vader die ik moest verstoppen in de versleten Bijbel. Ik paste me aan in mijn nieuwe leven tot ik niets meer voelde en die zwarte gebeurtenis diep wegstopte. Tot ik dacht dat ik het vergeten was.

Dan verschijnt er vanuit het niets een wolk die voor de zon glijdt en er komt een diepe rust in mijn lichaam. Ik kijk omhoog en zeg hardop: ‘Ik heb ze gevonden, Natasja.’

**

Mijn vader had die middag op het dorpsfeest een suikerspin voor me gekocht. Het was net een grote roze wat op een stokje. De geur deed het water in mijn mond lopen. Ik probeerde er een stukje vanaf te happen.

‘Kom eens hier. Kijk, zo doe je dat.’

Pa pakte een plukje met zijn dikke korte vingers, trok het los van de suikerspin en stopte het in zijn mond. Daarna lag pa in elkaar gezakt op de stoep voor de kraam met leren tassen en riemen. Mensen snelden toe, deden pogingen om hem wakker te krijgen, de sirenes in de verte kwamen steeds dichterbij.

Hij sloeg zijn ogen een laatste keer open. Ik boog me naar zijn gezicht toe, met de suikerspin stevig in mijn rechterhand geklemd.

‘Een roze…wolk….Harry.’

Christine Schut
Deel dit artikel via:
advertentie
advertentie
advertentie