Beresjiet

18 juli 2020 om 09:00 Kunst Baarnse Literatuurprijs

Vanaf het begin wisten we dat slechts één van ons tweeën een blik op de aarde zou kunnen werpen. Ik ben het geworden. Ik kijk door het raam naar buiten. De blauwe bol hangt in de onmetelijke ruimte.

‘Jammer dat je het niet in het echt kunt zien,’ zeg ik in de hoorn die me in verbinding houdt met mijn broer.

‘Geeft niet,’ antwoordt hij.

Drie jaar lang hebben we dezelfde training doorlopen. Dezelfde oefeningen, dezelfde opleidingen, we kregen zelfs elk ons eigen ruimtepak aangemeten. Zijn pak is met hem achtergebleven op aarde. Een maand geleden, een dag voor de lift-off, bepaalde het lot pas dat ik de ruimte ingeschoten zou worden en niet hij. Psychologen hadden ons op dat moment voorbereid. Het hoort bij het programma. Toen we begonnen wisten we nog niet dat de kaarten nu zo anders geschud zouden zijn.

‘Hoe is het weer?’ vraag ik mijn broer.

‘Prima,’ zegt hij, ‘ik zie nog niets.’

‘Je zit voor mij aan de achterkant van de aarde,’ zeg ik.

We voeren een zo gewoon mogelijk gesprek. Straks zal de verbinding wegvallen. Het moment is nog onduidelijk, daarom praten we eindeloos door. Afscheid hebben we op de grond al genomen. Vanwege de quarantainemaatregelen vlak voor de vlucht werd het een afscheid door een raam. We kusten het glas als alternatief voor een omhelzing. Het risico op een dramatische afloop leek toen groter voor mij, dan voor hem.

Op het moment van opstijgen waren we bijna even oud, mijn broer en ik. Hij enkele minuten jonger. Door mijn tijd in de ruimte, zal ik wat tijdwinst boeken ten opzichte van hem. Ook dat was een reden van deze vlucht. Een tweeling, samen opgegroeid, samen dezelfde voorbereiding getroffen, die tijdens de vlucht ook samen dezelfde handelingen zouden verrichten. De één in de ruimte, de ander op aarde. Dat was de bedoeling, maar mijn broer zit sinds vorige week in zijn eigen huis, aan de telefoon met mij.

‘Ik had nog wel in die simulatie hier willen zitten,’ zegt hij, ‘mee willen beleven wat jij beleeft. Ook al was het surrogaat.’

Hij zucht. Mijn blik blijft op de aarde gericht. De koerswijziging heb ik zelf op gang gezet. Mijn toetsenbordaanslagen hebben de computers de instructies gegeven om de stuurmotoren in een strak gedirigeerde choreografie hun dans uit te laten voeren. Keuzes tussen ontbranden, afschakelen en roteren, afgewisseld in een secondenspel. Straks wordt de blauwe bol geleidelijk kleiner en neem ik steeds meer afstand van mijn broer en van wat er onherroepelijk komen gaat. Ik kijk naar mijn pols. Een Omega Speedmaster tikt de tijd weg. Ik controleer of de computers de ingegeven routines juist uitvoeren. Het is een automatisme dat is ingeslepen tijdens de trainingen. Het is vier uur in de middag, UTC. UTC is de gestandaardiseerde wereldtijd, die het mogelijk maakt om ook in de ruimte de tijd te bepalen. De rotatie van de aarde is de bepalende maat van de tijd die door atoomklokken nauwkeurig wordt berekend.

‘Weet je, ik zal je missen,’ zegt mijn broer.

‘Ik jou ook. Wat zouden papa en mama trots geweest zijn.’

‘Ze waren al trots.’

‘Dat is waar,’ zeg ik.

‘Heb je het medaillon bij je?’

‘Ja, om mijn nek.’

Het medaillon is van onze moeder. Als je het ontgrendeld, ontvouwen de twee helften zich. Aan de linkerkant is het woord Beresjiet ingegraveerd. Het eerste woord uit het Bijbelboek dat wij als Genesis kennen. In den beginne. In de holte van de rechterzijde zijn drie zaadjes vastgeplakt tegen de zilveren achterkant. Het zijn zaadjes van de appelboom.

‘Fijn dat je hem toch mee mocht nemen. Juist nu en juist vanwege de zaden,’ zegt mijn broer.

‘Ja. In wezen maakt het toch niet uit. Nu we erop terugkijken was ook het vensterglas bij ons afscheid niet nodig geweest.’

‘Het blijft onbestaanbaar dat ze toen nog niet wisten wat ons nu te wachten staat.’

‘Hoe hebben ze het kunnen missen, met alle techniek die ze ter beschikking hebben? Nu is er niets meer tegen te doen. De verbinding zal zo wel uitvallen,’ zeg ik.

‘Zie je hem al aankomen?’

‘Nee, ik blijf net zolang naar de aarde kijken tot ik hem vanzelf zie. Ik merk dat de capsule al in zijn zwaartekrachtveld komt.’

‘Beloof me dat je de zaadjes zult planten.’

‘Dat zal ik doen,’ zeg ik.

Mijn hernieuwde missie lijkt me onhaalbaar. Op een reis naar Mars was ik niet voorbereid. Terugkeren is onmogelijk. Ik moet wel.

De gigantische komeet schiet in mijn blikveld en raast op de aarde af. De verbinding valt weg nog voordat de vuist van ijs, rotsen en gruis inslaat. Mijn capsule slingert even later ruw heen en weer. De computer stuurt de motoren zo aan dat ik op koers blijf.

Ik leg het medaillon geopend in de kleine sluis en schiet hem de ruimte in. Alleen mijn horloge en de computersystemen in de capsule behouden alle tijd van een wereld die niet meer bestaat. Het medaillon verdwijnt op weg naar een nieuw leven, een nieuw begin, een nieuwe wereld in een nieuwe tijd.

Beresjiet, fluister ik.

Christine Schut
Deel dit artikel via:
advertentie
advertentie
advertentie