In het spotlicht

14 augustus 2021 om 08:45 Kunst Baarnse Literatuurprijs

Hoog op de brug, tussen trekbalken en decordoeken, is alle twijfel die Pieter vanmorgen nog had verdwenen. Met een ferme slag draait hij het moertje van de theaterspot linksom in plaats van het gebruikelijke rechtsom. Hij strekt z’n rug en aanschouwt z’n werk. Vlinders dansen in z’n buik alsof hij morgen z’n rugzak pakt en naar Schiphol afreist. Diep zuigt hij lucht in z’n borstkas, waaromheen de knellende band na jaren eindelijk losser is gaan zitten. Beneden zich hoort hij de stem van Cindy schellen tegen de regisseur. ‘Nog even, dan zijn we van jou verlost’, grinnikt hij.

‘Begint u nog eens vanaf het begin.’

‘Het begin...’, zegt Pieter. Z’n stem stokt. Hij voelt een doffe hoofdpijn opkomen. Wanneer was het eigenlijk begonnen?

‘Vanaf het moment dat u in de zaal zat.’, moedigt de agent hem aan en drukt vervolgens op de knop van de dictafoon.

‘Zoals altijd keek ik naar de generale.’

‘Waar zat u precies?’, vraagt de agent.

‘Wwwat bedoelt u?’

‘Op welke rij zat u precies?’

‘Achterin ergens.’, stamelt Pieter. Hij wist echter precies waar hij had gezeten. Stoel 21A. Achterste rij, de stoel ‘t dichtst bij de nooduitgang.

‘Niet op de eerste rij?’, fronst de agent z’n wenkbrauwen. Pieter voelt z’n shirt aan zijn rug plakken en huivert. ‘Had u uw vrouw niet beter kunnen bekijken op de voorste rij?’, herhaalt de agent.

‘Achterin heb ik meer overzicht. Over het licht op het speelveld, begrijpt u?’

‘U bent lichttechnicus?’ De agent kijkt alsof hij niet gelooft dat deze tengere man met fletse ogen verborgen achter dikke brillenglazen, ooit maar een bolletje in een fitting heeft gedraaid.

‘Ja, ja’, bevestigt Pieter. ‘Ik controleer altijd of het lichtplan werkt.’

Z’n knokige knieën drukken in de rugleuning voor hem. De pluchen stof van de stoel prikt in z’n knieholtes. Hij staart naar de kleine heupwiegende figuur in het spotlicht op het podium. Haar mollige lijf is als een rollade in een iets te strakke glitterjurk gewurmd. Het stijfgespoten kapsel reikt omhoog naar de top die ze nooit bereikte. Met de jaren zijn Cindy’s pruiken steeds hoger geworden. Alsof ze ook in lengte boven hem uit wil stijgen. Vandaag draagt ze de platinablonde. Met z’n ogen volgt Pieter de haarmassa naar boven, richting de nok van de zaal. De trekbalk met het finale decordoek is niet te zien, maar hij weet dat het klaarhangt. Klaar voor het teken van de regisseur voor het neerhalen ervan. Hij voelt een spier in z’n linkerbeen krampen en strekt hem in het gangpad. Een doffe bons van zijn werkschoen ecchoot richting podium. Cindy’s donkere ogen turen onmiddellijk in zijn richting. In een reflex duikt hij in elkaar tot hij beseft dat ze hem niet kan zien.

‘U bent getrouwd met de zangeres van Candy Cotton?’

‘Klopt.’

‘Goed huwelijk?’,

‘Waarom wilt u dat weten?’, stamelt Pieter. Een zure zweetlucht dringt z’n neus binnen.

‘Beantwoord u gewoon de vraag, mijnheer Janssen’, bast de agent.

‘We zijn al 25 jaar getrouwd.’ De agent tuurt op z’n laptop.

‘Ik zie dat u het afgelopen jaar drie ziekenhuisopnames heeft gehad. Gebroken oogkas, gekneusde rib, gebroken vinger. Bent u zo onhandig?’

‘U weet wel. Veel tillen, sjouwen met lichtkabels. Spots verhangen. Dan gebeurt er wel eens wat’. De agent kijkt hem strak aan. Pieter voelt z’n wangen gloeien.

Haar hand flitst door de lucht, landt met een harde klap op z’n wang. Een gloeiende pijn striemt van z’n jukbeen naar de kaak.

‘Ik vraag het je nog een keer Wie is die Liesbeth?’ Cindy zwaait zijn mobiel voor z’n gezicht. Pieter doet een stap achteruit, maar voelt de deurknop van de kast in z’n rug. Een nieuwe klap, nu op z’n mond. Met z’n tong likt hij langs z’n lippen en proeft de bekende metalige smaak. Met gebalde vuisten staat ze voor hem. Pieter duikt in elkaar en kruist z’n armen voor z’n gezicht. Z’n ogen flitsen naar de openstaande kamerdeur. Als hij maar onder haar maaiende armen door kan duiken.

‘Waarom rende u weg?’, vraagt de agent. Pieter slikt. Het was een kwestie van seconden geweest. De vallende spot, de voltreffer op haar hoofd, Cindy die in elkaar zakte, de stilte en toen de schreeuw van de drummer. Pieter was meteen de zaal uitgesprint. Een kwartier later zat hij hijgend op de bank bij Liesbeth.

‘Dood, ze is dood.’ Liesbeth streek hem over z’n haren.

‘Het is een ongeluk. Niet jouw schuld.’ Hij had haar niets verteld over de losgedraaide moertjes.

‘U begrijpt toch wel dat wegrennen u verdacht maakt? zegt de agent. Pieter staart naar de afgesleten neuzen van z’n werkschoenen.

‘Was ze meteen dood?’

‘Dood?’, vraagt de agent en kijkt de tengere man tegenover hem verbaasd aan. ‘Heeft u de dokter niet gesproken? Uw vrouw heeft een flinke hersenschudding. Ze heeft veel geluk gehad. Die suikerspin op haar hoofd, dat is haar redding geweest. Ze is net uit het ziekenhuis ontslagen en wil u graag zien’.

Christine Schut
Deel dit artikel via:
advertentie
advertentie