Risotto

18 juli 2020 om 09:00 Kunst Baarnse Literatuurprijs

Ze staat voor de deur. De vrouw, die hij verleid heeft te komen proeven van zijn risotto. Maar Frits kan niet weg. Hij staat te roeren in de pan. Nu weglopen is dodelijk voor de risotto, die wordt te droog, of nog erger, hij bakt aan. Een culinaire gruwel. Dat kan hij haar niet voorschotelen. Dan kan ze net zo goed omkeren, liefde gaat door de maag. De deur te lang gesloten houden heeft echter hetzelfde effect, dan ís ze al omgekeerd, nog voor hij goed en wel de deur heeft bereikt. En zit Frits met een perfecte risotto, die hij niet op krijgt.

Hij besluit de gok te wagen en gooit een flinke scheut bouillon in de pan, in de hoop dat het voldoende is om de begroeting met zijn date te overbruggen. Hij roert nog een keer en haast zich naar de deur.

‘Hee Frits!’

Ouch, zelfs een verregende coup staat haar goed. ‘Hee Lin!’ flapt hij eruit en laat haar binnen. Ze heet toch Linda? ‘Da’s nog best een eind fietsen vanuit het centrum, niet?’ informeert hij, terwijl hij de doorweekte jas aanneemt.

Haar antwoord ontgaat hem, want in zijn hersenpan pruttelt de risotto. Hij moet nú naar het fornuis.

‘Echt een mannenhuishouden, leuk zo’n bokszak middenin de kamer,’ hoort hij haar grinniken.

Half omgedraaid tast hij naar de deksel. Beet. ‘Auw!’ Waarom maken ze die knoppen óók van gietijzer?

‘Gaat het?’

‘Ja, ja…,’ mompelt hij. Lauwwarm spoelen was het toch? Hij geeft een hengst aan de mengkraan. Die blijkt gericht op een schaal in de spoelbak en met een onverwacht staaltje gootsteenfysica bereikt het water de boord van zijn blouse, vlak boven zijn kookschort. ‘Nee!’ In een reflex sluit hij de kraan en haast zich naar de pan.

‘Die bokszak kan misschien beter in de keuken, hihi.’

Haar woonidee bereikt hem niet. Gewapend met een ovenwant haalt hij de deksel van de pan en stelt vast dat de risotto hem vergevingsgezind is. Nog één scheutje bouillon en het maal is gereed.

Haar vingers glijden langs zijn boeken, hij hoort haar de titels zachtjes opnoemen. Een siddering trekt door zijn lijf. Staat Versieren voor Dummies ertussen? Of had hij die met de rug naar de muur gezet?

‘Wat maak je?’ vraagt ze terloops. ‘Het ruikt goed.’

‘Ehm, Risotto,’ antwoordt hij, zijn boordje drogend met een theedoek. ‘Met paddestoelen, spinazie en oude kaas.’

Ze glimlacht en draait zich naar het raam. De aanblik van haar elegante verschijning temidden van zijn samengeraapte interieur beneemt hem de adem. Wat moet zij hier?

‘Fijn uitzicht heb je.’

Pijnboompitten! Helemaal vergeten. Snel draait hij zich weer om en zet het vuur onder de kleine koekenpan aan. Dit delicate klusje mag hij niet verprutsen. In de lade graait hij naar het zakje. Hij

voelt boven de pan of deze al op temperatuur is. Het is een dun pannetje, oppassen dus. Hij gooit het zakje er in leeg. Pijnboompitten maken zelfs stront nog exquis, dat weet iedereen.

‘Mmm,’ klinkt het ineens naast hem. ‘Ow, liet ik je schrikken?’

‘Nee hoor,’ liegt hij. Wijn, hij moet wijn drinken. Hij werpt een korte blik in de risotto en schudt even met het pannetje. ‘Alvast een glaasje wit?’

Ze knikt instemmend. Fijn, een moreel superieur besteld glaasje kraanwater had hij er nu niet bij kunnen hebben. Hij reikt haar twee glazen aan en trekt een Spaanse Verdejo uit de koelkast. Eigenlijk kan het niet, bij een Italiaans gerecht, maar soit.

‘Proost!’

Hun glazen klinken en dan valt het hem pas op dat ze kleiner is dan hijzelf. Ook draagt ze meer make-up dan past bij het beeld dat zich in zijn hoofd had vastgeklonken. Waarschijnlijk was hij niet eerder zo dichtbij.

‘Het ruikt hier steeds beter,’ zegt ze met zachte stem.

‘Ja,’ perst hij met moeite uit de knoop in zijn buik. Och, die typische olie-achtige geur, die vrijkomt bij het roosteren van pijnboompitten... Als je het ruikt is het te laat.

Nee.

Met een ruk draait hij zich van haar weg en schud met de pan. Tot zijn afgrijzen ziet hij de zwartgeblakerde onderkant van de pitten één voor één naar boven draaien. Hij heeft geen nieuwe meer. ‘Wel godvrr…’

Ze begint te lachen.

‘Maar…,’ stamelt hij als een brugklasser wiens fiets net op het dak van de stalling is gesmeten. Hij werpt een vergeefse blik in de pan. Nee, dit kan hij haar niet opdienen. ‘Sorry. Lin, Linda.’

‘Nou, dan ga ik maar.’

Dat meen je niet. ‘Maar, je jas is nog niet droog!’ roept hij wanhopig.

‘Ja, dat is waar,’ zegt ze, met haar ogen het vertrek doorzoekend.

‘In het halletje, over de verwarming…’ Hij wil gaan kijken, maar zijn kookschort blijft haken. Hij volgt de band die rond zijn nek loopt en stelt vast dat deze eindigt in haar hand. ‘Uh?’

‘Jij gaat helemaal nergens heen,’ zegt ze streng. De lijnen van haar gezicht staan strak.

De band trekt. Hij merkt dat hij steeds verder voorover hangt. Gaat ze hem slaan?

‘En ik ook niet,’ fluistert ze in zijn oor. ‘Wij hebben alle tijd van de wereld.’

Christine Schut
Deel dit artikel via:
advertentie
advertentie