Achterhaald

18 juli 2020 om 09:00 Kunst Baarnse Literatuurprijs

‘Denkt u nog eens goed na. Is er werkelijk niets wat u over het hoofd ziet?’

Ik zuchtte, dit was zinloos. Ik had de rechercheurs alles verteld wat ik te melden had en daarvan waren ze niet veel wijzer geworden. Mij was het ook een raadsel.

Het was begonnen als een soort grap. De klok – want dat was het, naar ik nog steeds veronderstel – was van een type dat ik nooit eerder had gezien. Het was een laag vijfhoekig kastje van flets uitgeslagen metaal, het voelde aangenaam zwaar in mijn hand. De vergeelde wijzerplaat zat aan de bovenkant onder dof glas en toonde de afgebladderde beeltenis van een man in oude klederdracht. Tussen de vijf bolle pootjes aan de onderkant staken vier draaiknopjes uit, en langs de rand waren gecorrodeerde schroefkopjes zichtbaar. Op één van de vijf zijden stond een spreuk in het Italiaans of Latijn, geen idee wat die betekende. Ik probeerde voorzichtig de draaiknopjes maar kreeg er geen beweging in, ook in de wijzers zat geen leven. Zeker vastgeroest, daarbinnen.

Het portret betrof vrijwel zeker de bouwer, uit de renaissance, zei de verkoper met nadruk. Een renaissancistische wekker, op een ordinaire rommelmarkt? Dat leek mij stug. Die ongeloofwaardige verkooppraat boeide mij niet. Wat mij meer aansprak was de afgebeelde man op de wijzerplaat: met dat warrige haar, nadenkende frons en volle lippen die iets van elkaar stonden leek die heer sterk op Marco.

Marco kende ik een jaar of drie, ooit was ik met hem in gesprek geraakt op de zaterdagse rommelmarkt. Hij had me bij hem thuis uitgenodigd voor een kop koffie en daar had ik mijn ogen uitgekeken: zo vol als het daar stond met oude spullen! ‘Verzameld met de jaren,’ zei hij. Marco was een teruggetrokken figuur, met zijn ouderwetse ideeën leek hij ook niet in de tijd te passen. Als ik hem dan lachend zei dat we in de eenentwintigste eeuw leefden, reageerde hij gelaten. Hij was geen kuddedier, juist daarom mocht ik hem graag. Dit vreemde klokje zou in zijn interieur zeker niet misstaan.

Van die opvallende gelijkenis hoefde de verkoper trouwens niets te weten, wat mij betrof. Hij ging akkoord met mijn bod dat beduidend onder zijn vraagprijs lag, tevreden verliet ik de rommelmarkt.

Ik wandelde verder naar Marco’s flat om nog eenmaal zijn planten te verzorgen voordat hij zou terugkeren van zijn kampeervakantie in Finland. Na kort beraad besloot ik de klok maar meteen op zijn nieuwe stek achter te laten. Ik schreef er een aardig briefje bij en zette het ding op tafel naast het stapeltje post. Zo zou hij het beslist vinden.

‘Nou, en dat was de laatste keer dat ik in zijn huis was.’

Oh, wat snakte ik ineens naar een sigaret. Verlangend keek ik naar het pakje op tafel, naast die bruine doos. Kolmans, de oudste van de twee, zag mijn smachtende blik en schoof mij de Marlboro’s en een aansteker toe. Dankbaar stak ik er een op. Ik nam een flinke haal, blies mijn wangen leeg en vervolgde.

‘Daarna heb ik hem nog een paar keer gebeld, afgelopen woensdag voor het laatst. Toen had hij al lang thuis moeten zijn. Maar hij nam niet op, reageerde ook niet op mijn boodschap. Enfin, de rest weet u.’

‘Juist. En toen u hem niet aan de lijn kreeg, bent u niet gewoon nog een keer bij de heer Aldo naar binnen gegaan?’

‘Nee dat kon niet meer, ik had immers de sleutel al door zijn brievenbus gegooid. Dat heb ik u toch al verteld? Zo hadden Marco en ik dat ooit afgesproken, zo deden we dat altijd. Ik heb wel aan zijn deur gestaan, maar niemand die open deed.’

‘Het is goed dat u ons toen gebeld heeft,’ zei de jongere rechercheur, van wie de naam mij maar niet wilde bijblijven. Hij zei ook steeds van die overbodige dingen. ‘Zoals we eerder zeiden, stond bij onze huiszoeking zijn rugzak in de gang. En ook volgens de buurvrouw is hij thuisgekomen, ze hoorde het toilet doorspoelen en kort daarop rinkelde er een bel, als van een wekker.’

Ik trok mijn wenkbrauwen op, wist niet wat ik op deze herhaling zou moeten zeggen. Het huis was gehorig, dat toilet klopte vast wel. Die wekker was onzin volgens mij, Marco had geen wekker. Ja, dat vastgeroeste ding van mij, maar dat ding was dood.

Kolmans hernam het woord. ‘Laat me dit dan nogmaals samenvatten. U heeft de heer Aldo na zijn vakantie niet meer gezien of gesproken, en u heeft ook geen idee waar hij nu kan uithangen?’

‘Correct,’ antwoordde ik. Ik tikte de as van mijn sigaret.

‘Het voorwerp dat u beschrijft, die klok… Bij de huiszoeking hebben we op tafel… dit aangetroffen.’

Een schok ging door me heen toen Kolmans de bruine doos opende die al die tijd geduldig op tafel had gestaan. Daarin lag de klok die ik Marco gegeven had, glanzend en zachtjes tikkend. Op de mat witte wijzerplaat onder het heldere glaasje stond puntgaaf de afbeelding, de gelijkenis met Marco was treffend.

Christine Schut
Deel dit artikel via:
advertentie
advertentie