12 Het oponthoud

19 augustus 2016 om 16:25 partnercontent

'Je doet je beter voor dan je bent.', sprak de haas. Het dier krabde zich achter het linkeroor terwijl zijn rechteroog zich in mij boorde. Het andere oog keek over het veld aan de rand waarvan ik zojuist van de fiets was gestapt. Ik had de haas al van veraf zien zitten, de kop met oren als pollepels op mij gericht alsof hij mij uitpeilde. Hoewel ik achter op mijn tijdschema lag, kneep ik in de remmen. Een haas zie je niet iedere dag, zeker niet een die je komst lijkt te verwachten. Ik liep naar het hek dat mij van het dier scheidde, het lijf bezweet, de fietsschoenen vochtig van het gras. Al die tijd had de haas niet bewogen.

'Wat bedoel je, haas?'

'Ik ken jou. Je doet aardig tegen ze, maar in feite veracht je ze.'

De directheid van de woorden verraste me, nog meer dan de constatering zelf. Het was het tegendeel van de taal die ik zelf gewoonlijk bezigde.

'Wie zijn ze?', vroeg ik, want afgezien dat de opmerking mij niet beviel, wilde ik het dier aan de praat houden. In het zakje op mijn rug brandde de mobiel. Een videootje van een pratende haas zou zeker viral gaan.

'Gaan we er een spelletje van maken? Ik bedoel de mensen om je heen. Je voelt je beter dan elk van hen: je vrouw, je kinderen, je vrienden, je cliënten. Je kijkt op iedereen neer.´

'Wat weet jij daar nou van? Ben je helderziend, een hazenorakel of zo?´

'Ik ken jou beter dan jezelf. En dat zegt meer over jou dan over mij.'

Ik keek nog eens goed naar het dier. De houding, de blik, alles zei me dat deze haas kennis bezat die ik niet doorgrondde.

'Moet jij niet over het veld rennen of zo? Wat ben je eigenlijk, een moerhaas of een rammelaar?'

'Ach, racemeneer weet alles van onze soort. Doet dat er toe, wat mijn geslacht is? Doet het die er bij jou toe, als je niet eens weet wie je bent? Waarvoor dient kennis als je geen zelfkennis hebt?´

'Je bent getikt, haas. Waarom sta ik hier met jou te praten?'

'Ja waarom? Je had kunnen doorrijden, maar dat heb je niet gedaan. Je bent afgestapt en nu sta je naar mij te luisteren.'

Inderdaad, ik had kunnen doorrijden. Op hoge snelheid mijn vrijdagmiddagrondje afmaken door de polder, een ritje dat zoals alles in mijn leven keurig is afgepast. Normaal gesproken heb ik op de racefiets voor niets anders oog dan de tijd waartegen ik rij. Vandaag gebeurde iets wat mij nooit overkomt: de gedachten dwaalden af naar de afspraak met de laatste cliënt. Het coachgesprek verliep grotendeels zoals altijd, met vragen waarop voorspelbare antwoorden kwamen, eindigend in onvermijdelijke tranen. Voor de meesten van mijn cliënten fungeer ik als pitstop in hun leven: tweewekelijks uurtje bijtanken en weer verder geduwd worden, terug de ratrace in. Zo ook voor deze vrouw. Op het eind zei ze echter iets dat aan mijn huid bleef kleven.

'Ha, ik heb je door, haas,' zei ik. 'je probeert mij met zo'n botte opmerking te ontregelen, ik ken die techniek.'

'Wat zei die vrouw tegen jou?'

'Wat gaat jou dat aan? Dat is vertrouwelijk, man. De relatie tussen coach en cliënt, weet je wel.'

Het hazenoog keek dwars door mij heen, overzag alles, schouwde in een ogenblik mijn hele wezen. Het brak het af tot kleinzielige gedoetjes, egotrippende bezigheden en vooral veel woorden, oneindige slingers van woorden waarmee ik iedereen insnoerde in plaats van ruimte gaf, mezelf incluis.

'Ze had het over jou, niet over zichzelf.', zei de haas. 'Dan is vertrouwelijkheid relatief, nietwaar. Nou?'

'We kregen woorden op het eind, ik had slecht geluisterd volgens haar, haar maar door laten razen. Ze zei dat ik haar verachtte... wel moest verachten omdat ik in wezen bang was voor alle emoties die ze eruit gooide.'

'En, klopt dat?´

'Moet je horen, haas.' In mijn hoofd stond het verhaal al klaar waarom het niet klopte van dat verachten, dat het een ontladingsfunctie heeft, iemand zo lang aan het woord laten. Mijn mond weigerde de woorden uit te spreken, voor het eerst in mijn coachbestaan. Uit frustratie gooide ik de armen omhoog.

'Goed, ik was verveeld. Altijd diezelfde ellende moeten aanhoren, je wordt er gek van. Maar je weet toch alles al, haas. Waarom vraag je het dan?'

Mijn rechterhand bewoog langzaam naar het achterzakje en pakte de mobiel vast. Nu was de kans, straks ging het beest rennen en was ik te laat.

'Iemand moet de vragen stellen als je het zelf niet doet.'

Ik schoof de mobiel tussen mijn gezicht en het dier en stelde het beeld scherp op het puntje van zijn neus.

'Zeg 's wat, haas.' riep ik en drukte op de videoknop. Alles wat ik zag was mijn eigen verbaasde blik, ik moet het apparaat op de selfiestand hebben gezet. De haas was ondertussen verdwenen.

Ik stapte op en fietste verder, langzamer dan ik ooit had gedaan. Met iedere trap op de pedalen kon het me minder schelen dat ik de volgende afspraak niet zou halen.

Deel dit artikel via:
advertentie
advertentie